Alwie een landschap zingend doorkruist
Zal het als kluiz’naar van ’t heelal bewonen;
Met honig en met vruchten zal ’t hem loonen
En met ’t kristal dat naast de wegen ruischt.

Ook ’t paradijs was beter onbesuisd
Betreden dan met zijn gezeten zonen
In ’t licht gesteld onder de overschoone
Glasstolp, oneindig, en toch klein behuisd.

Wij varen in een mist van mijmerij
De zeeën af van ’t golvend domein,
waar steden langzaam klimmen op het droge.

En op elk vierkant marktplein levert gij
Tegen de burgers die verzadigd zijn
Slag met uw fonkelende valkenoogen!

Uit Madonna met de valken

 

 

overige poëzie