De boekbinder

Wij blaad'ren in de grachten als in boeken,
Elk huis een rug; de donk're bandenrij
Beweegt zich met ons, draaiend om de hoeken
Als een geheim paneel der boekerij,

Zoo langzaam en zoo statig, dat wij haast
Meenen de geel-kanten lubben te zien.
Zijn wij het zelf? Het is die hand misschien,
Die het paneel spionneerend verplaatst...

Hij die boeken inbindt, woont eerwaardig
Zooals een burgemeester van de stad, -
Eén van de vijf of zes, wier doode zielen
Nog naaiend op een achterzolder knielen,
En die, meer onwiskunstig dan boosaardig,
De muren vouwden als een quartoblad. -


S. Vestdijk


Uit "Wij blaad'ren in de grachten als in boeken, Amsterdamse gedichten" - Mycena Vitilis 2007.

Verscheen voor het eerst in Nagelaten gedichten, Bezige Bij; 1986, bezorgd door Ton van Deel, Guus Middag en Dick van Vliet.


Geschreven tussen 2 april en 28 december 1931.